Het eerste deel van dit artikel vindt u hier
De bij echo gemeten snelheden en berekende gradiënten zijn flow-afhankelijk. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij de interpretatie van het echocardiogram.
Soms komt men tot resultaten zoals weergegeven in de onderstaande tabel: een hoge snelheid en mean gradient met een berekend klepoppervlak van meer dan 1cm2.
AoV max velocity | > 4 m/s |
MnG | > 40 mmHg |
AVA | > 1cm2 |
Het kan in dit geval zo zijn dat men de LVOT foutief te groot heeft gemeten. Het kan echter ook zo zijn dat het SV echt groot is (en daarmee de maximale gemeten snelheid over de klep) terwijl deze nog niet ernstig is vernauwd. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen bij een bijkomende belangrijke AoI. De flow over zowel de LVOT als de AoV is dan in gelijke mate verhoogd. De maximale velocity/VTI over de LVOT is hoog maar de AVA van >1 cm2 en DI van > 0,25 laten zien dat de AS in dat geval niet ernstig is.
Bij klinische beslissingen moeten omkeerbare oorzaken voor een hoog SV zoals koorts, anemie, hyperthyreoïdie, AV-shunts bij dialyse etc. eerst worden uitgesloten.
De grootste uitdaging ligt bij een klein slagvolume. Het kan namelijk zo zijn dat patiënten met een klein slagvolume (SV index < 35 ml/m2) een ernstige AS hebben met alleen een kleine AVA, zonder hoge snelheid en mean gradient. In het onderstaande voorbeeld bestaat er een dergelijke discrepantie tussen een klein berekend klepoppervlak, wat ernstige AS suggereert, in combinatie met een lage maximale velocity en lage MnG:
AoV max velocity | < 4 m/s |
MnG | < 40 mmHg |
AVA | < 1cm2 |
Indien is uitgesloten dat het een heel klein persoon betreft, het PW-samplevolume te ver van de klep stond en de LVOT-diameter niet te krap is gemeten waardoor foutief een laag SV is berekend, blijven er twee mogelijkheden over:
1. Er is een laag SV door een verminderde EF (EF <50%): low-flow low-gradient AS met verminderde EF.
2. Het SV is laag met een behouden EF (EF >50%): Low-flow low-gradient AS met behouden EF.
In onderstaande tabel worden metingen en berekeningen weergegeven passend bij een low-flow low-gradient AS met verminderde EF.
EF | < 50% |
SVi | < 35 ml/m2 |
MnG | < 40 mmHg |
AVA | < 1cm2 |
Om bij een verminderde EF en SV onderscheid te kunnen maken tussen ernstige en matige AS kan men gebruik maken van low-dose dobutamine stress echocardiografie. Men verkrijgt hierbij informatie over eventuele veranderingen in de maximale snelheid, de MnG en de AVA/DI bij toediening van dobutamine, hetgeen iets zegt over de contractiele reserve (gemeten in verschil in SV en/of EF).
Ernstige AS kan leiden tot LV-disfunctie. Zoals reeds vermeld is de gemeten snelheid flow-afhankelijk. Deze wordt bij LV-disfunctie zowel vóór als over de klep lager. De AVA is hierbij klein. Indien je de klep vervangt dan zal dat de afterload verbeteren en kan de EF weer normaliseren.
Maar bij een matige AS (pseudo-ernstig) met een andere oorzaak voor LV-disfunctie (zoals bijvoorbeeld een infarct of primaire cardiomyopathie) heb je een kleine AVA en lage flow omdat de LV geen kracht kan opbouwen om de verkalkte klep open te duwen. Als je deze klep gaat vervangen help je de LV daar niet mee.
Het is dus van grote klinische betekenis om dit goed uit te zoeken. Hiervoor kan men een low-dose dobutamine stressprotocol gebruiken. We willen hierbij het hart krachtiger laten pompen (niet sneller) en proberen daarmee het SV te verbeteren om te bekijken of er verschillen optreden in gemeten snelheden en de berekende AVA:
De infusie wordt gestopt als:
Er zijn bij het low-dose dobutamine stressonderzoek 3 dingen waar we op letten:
Patiënten stoppen een dag van tevoren met de B-blokker. Dit zorgt er in mijn ervaring voor dat het basisritme vaak al vrij hoog is vóór je aan de test begint. Soms moet er dan eerder worden gestopt vanwege de hoge frequentie. Dan is het onderzoek dus niet volledig uitgevoerd en vaak niet conclusief.
Het is ook lastig als de patiënt veel verschillende ritmestoornissen heeft. Dan heeft het onderzoek weinig zin omdat je geen goed gemiddelde kan meten.
Dobu-stress echo in combinatie met atriumfibrilleren kan wel maar is vervelend. Helaas hebben erg veel patiënten in deze categorie AF. Je moet bij elke stap/dosering in het proces 5 opeenvolgende metingen middelen. Dit geldt zowel voor PW LVOT trace als CW AoV trace. Soms kunnen de waarden hierbij ver uit elkaar liggen en daardoor minder betrouwbaar zijn. Het bepalen van de EF bij AF en deze in elke volgende dosis vergelijken vind ik zelf dan ook bijna niet haalbaar. Maar lukt het wel om te bewijzen dat er een ernstige AS is bij een low-flow low-gradiënt AS dan is dit uiteraard erg bevredigend voor alle partijen 🙂
Wij voeren dit onderzoek uit op de CCU. Er is een verpleegkundige bij voor de bediening van de pomp. Als een laborant het onderzoek uitvoert moet er ook een superviserend cardioloog bij zijn. Dit is dus erg arbeidsintensief.
Het onderzoek is op zichzelf niet erg tijdrovend maar moet erg secuur worden uitgevoerd. Zet je het PW sample niet steeds op precies dezelfde plaats dan kun je niet per dosis beoordelen of het SV wel/niet stijgt. Dit heeft tevens een negatieve invloed op de betrouwbaarheid van de berekende AVA. Hoe vaker je het doet, hoe beter het gaat en hoe beter je weet waar je op moet letten.
Het uitwerken van het onderzoek kost wel veel tijd. Er moet daarbij een duidelijk verslag worden opgesteld. Een goede conclusie is nu extra belangrijk. Daarbij moet worden vermeld:
EF | > 50% |
SVi | < 35 ml/m2 |
MnG | < 40 mmHg |
AoV max velocity | < 4 m/s |
AVA | < 1cm2 |
Bij low-flow low-gradient AS met behouden EF is de EF is niet verminderd (>50%) maar is er toch een laag SV. Dit is de meest uitdagende variant. De AVA < 1 cm2 suggereert een ernstige AS, maar de PG is < 4 m/sec en MnG < 40 mmHg bij een normale EF. Dit zie je vaker bij oudere mensen (>70jr) met een gehypertrofieerde, kleine ventrikel met klein lumen. Vaak is er sprake van een verminderde longitudinale LV-functie (GLS) en fibrose en hebben deze patiënten een VG van hypertensie. De SV-index is ook dan < 35 cc/m2.
De cardioloog wilt in deze gevallen vaak weten hoeveel bloed er over de klep gaat als die open is, te berekenen door SV/ejectietijd (afkapwaarde 250 ml/sec.). Ook andere metingen kunnen van belang zijn om het bestaan van ernstige AS bij deze subgroep waarschijnlijk te maken (uit o.a. het EACVI-echo handboek):
Als de gemeten snelheid < 3 m/sec en MnG < 20 mmHg is, is het het meest waarschijnlijk dat er een meetfout is gemaakt met betrekking tot de LVOT-diameter of de plaatsing van het PW-samplevolume in de LVOT (te ver van de klep).
Low-dose dobutamine stress echografie lijkt bij low-flow low-gradient AS met behouden EF niet behulpzaam. De mate van calcificatie van de AoV (MSCT Ca score) kan zeker bijdragen (> 3000 voor mannen/> 1600 voor vrouwen is heel waarschijnlijk ernstige AS), maar is ook op zichzelf niet bepalend. De symptomen van de patiënt blijven dan ook heel belangrijk.
Op de hoogte blijven van nieuwe toevoegingen op deze site? Schrijf je in de voor de nieuwsbrief.
Zelf een presententatie, artikel of nieuwtje insturen? Klik hier of mail naar info@hartfunctieplatform.nl
Na een proces van enkele jaren is de post-hbo opleiding Echocardiografie in juli 2021 geaccrediteerd door de Stichting Beroepsopleiding Hartfunctielaboranten (SBHFL). In de beoordeling staat vermeld dat de eindtermen van de opleiding en het opleidingsniveau goed aansluiten bij het uitstroomprofiel echocardiografie van de hartfunctieopleiding.
Wij zijn zeer verheugd dat wij nu nog beter in staat zijn een structurele bijdrage te kunnen leveren aan de gezondheidzorg in Nederland. In de toekomst zullen we veel vakbekwame beroepsbeoefenaren kunnen opleiden.
De vraag naar laboranten is groot en neemt door verschillende redenen alleen maar toe. Helaas houdt de instroom op dit moment geen gelijke tred met de behoefte op de arbeidsmarkt, waardoor een tekort is ontstaan.
De unieke kracht van de praktijkgerichte post-opleiding bestaat hieruit dat dit de enige erkende opleiding is die wekelijks fysieke bijeenkomsten kent. In 10 maanden kunnen echocardiografisten klaargestoomd worden voor (de grote vraag vanuit) het werkveld.
In het goed uitgeruste skills lab met high-end echografische apparatuur op onze leslocatie Inholland Haarlem vinden de vaardigheidslessen plaats. Zo worden de studenten onder begeleiding van zeer ervaren echocardiografisten voorbereid op uitvoering in de praktijk.
Alles over de post-hbo opleiding Echocardiografie vind je hier.
Voor reeds afgestudeerde studenten die vragen hebben omtrent de erkenning van hun diploma neemt de SBHFL eind 2021 een besluit en verwijzen wij naar de website van de SBHFL.
Klik op de link om de presentatie te openen:
Echografische beoordeling van aortaklepstenose gaat meestal goed. Maar al lijkt het eenvoudig, dat is het lang niet altijd! Er zitten dan ook regelmatig discrepanties in verslagen. Op welke zaken moet je letten, wat zijn de meest voorkomende uitdagingen en hoe ga je om met tegenstrijdige bevindingen?
Dit artikel beschrijft aandachtspunten voor het beoordelen van de ernst van een valvulaire aortastenose (AS). Dit is geen wetenschappelijk artikel maar een opsomming van mijn ervaringen. Enerzijds als uitvoerend echolaborant, anderzijds als supervisor van de echo-onderzoeken en -verslagen die gemaakt worden op de afdeling cardiologie in het ETZ te Tilburg. Daarnaast maak ik deel uit van het “kleppenteam”, waarbij we met het cardiochirurgisch/interventie-team wekelijks de patiënten bespreken die we willen aanbieden voor interventie. Daarbij is o.a. uitgebreid aandacht voor de beoordeling van het gemaakte echocardiogram.
Ik richt me met dit artikel specifiek op valvulaire AS en dus niet op de dynamische gradiënt met “dagger shape“. In het laatste geval is het heel belangrijk wat er subvalvulair gebeurt. Dit heeft invloed op de snelheid die we meten over de klep en bepaalt daarmee de interpretatie van onze metingen. Daarbij kan ook het slagvolume (SV) verkeerd worden beoordeeld.
Supravalvulaire AS is heel zeldzaam en zal hier niet worden besproken. Ook strain-opnamen, welke een steeds grotere rol gaan spelen bij de beoordeling van AS worden in dit artikel buiten beschouwing gelaten.
In het tweede deel van dit artikel (volgt) zal aandacht worden besteed aan low-flow low-gradiënt AS en paradoxale low-flow AS.
Referenties zijn o.a. de aanbevelingen van de EACVI en ASE (“Recommendations on the Echocardiographic Assessment of Aortic Valve Stenosis: a Focused Update from the European Association of Cardiovascular Imaging and the American Society of Echocardiography.” J Am Soc Echocardiograph 2017, 30:372-92.“).
Deel 1
Deel 2
Aortastenose (AS) is de meest voorkomende primaire hartziekte. Met behulp van echocardiografie wordt de diagnose AS gesteld en de progressie van de AS bepaald. In 2009 hebben de EACVI en ASE aanbevelingen gepubliceerd omtrent echocardiografische evaluatie van AS. Deze zijn inmiddels opgevolgd door veel nieuwe studies welke nieuwe inzichten gaven, bijvoorbeeld m.b.t. het beoordelen van de moeilijke subgroep “low-flow AS”.
Het beoordelen van de ernst van een AS vergt een geïntegreerde aanpak, waarbij Echo-Doppler en Echo-2D data worden gecombineerd met de klinische presentatie. We ondersteunen met ons echo de cardioloog die de patiënt, met of zonder klachten, behandelt. Uiteindelijk bepalen de symptomen van de patiënt zoals dyspnoe d’effort of verminderde inspanningstolerantie en eventuele comorbiditeit veelal of er wel of niet al ingegrepen moet/kan worden bij significante AS.
Bij het beoordelen van de ernst van de valvulaire AS maken we altijd een standaard echocardiogram volgens SOP-criteria. Het tracen van het AoV- en LVOT-dopplersignaal en het meten van de LVOT-diameter geeft de volgende waarden welke ook in het verslag dienen te worden vermeld:
Slechts 3 metingen, maar ze moeten heel nauwkeurig worden uitgevoerd. We moeten daar echt goed de tijd voor nemen. De normaalwaarden worden weergegeven in onderstaande figuur. Het is daarbij goed te beseffen dat echo-metingen door verschillende factoren worden beïnvloed. Voorbeelden hiervan zijn de conditie van de patiënt, een lage of hoge cardiac output, onregelmatige ritmes of tachycardiën, de jetrichting, het echografisch venster en de hoek waaronder wordt gemeten.
De hoek waaronder je de LVOT- en aortasnelheid meet is heel erg belangrijk voor de waargenomen maximale snelheid. Probeer echt zo goed mogelijk in de flow te komen en hoeken te vermijden, pas daarbij geen hoekcorrectie toe. Je mag nu “foreshortenen” in 5 en/of 3-kameropname om goed in de flowrichting over de aortaklep te meten. De hoogst gemeten snelheid binnen 1 onderzoek is bij een regulair ritme de beste meting, je zit dan immers het beste in de flow. Deze moet, ter verificatie, wel ca. 3 opeenvolgende slagen zo hoog zijn.
NB: er dient niet na een extrasystole te worden gemeten. Dit geldt zowel voor de LVOT-snelheid als de maximale snelheid over de aortaklep. Daarnaast is het van belang om bij atriumfibrilleren (AF) 5 opeenvolgende slagen te middelen. Meet bij AF dus niet alleen de hoogste gradiënten.
De plaatsing van het volume sample in de LVOT is erg bepalend voor de meetresultaten. Dit is dan ook een belangrijk punt van aandacht. Plaats je het sample volume gewoon op het oog, ongeveer een cm voor de klep, dan kun je te ver van de juiste plek afzitten (en dus niet op net punt waar de LVOT-diameter is gemeten in de lange-as vlak voor de klep). Beweeg met PW-sample volume altijd langzaam naar de klep toe en meet bij een mooi signaal, net voordat “aliasing” plaatsvindt en op de plaats waar je ook de LVOT-diameter hebt gemeten. Gemiddeld staat het PW-sample 3-5 mm voor de klep. Alleen als dan geen mooi laminair signaal verkregen kan worden kun je de sample een paar millimeter naar apicaal schuiven tot dit wel het geval is.
Je mag bij een max. velocity > 1.5 m/sec in de LVOT overigens niet de vereenvoudigde Bernoulli formule gebruiken voor de berekening. Je moet dan corrigeren voor de hoge snelheid vóór de klep. De max PG zal lager worden na de correctie. (Formule: Delta Pmax = 4 (Vmax kwadraat – Vproximaal kwadraat.)
Pressure recovery is met name belangrijk bij congenitale AS, bi-leaflet mechanische kunstkleppen en kleine diameters van de aorta (< 30 mm). Pressure recovery wordt hier niet verder behandeld.
De pencil probe geeft een hogere signal-to-noise ratio, is beter te kantelen bij een kleiner probe oppervlak en heeft daardoor de voorkeur. Het kan echter lastig zijn om zonder 2D-beeld de beste locatie voor deze meting te vinden. Voor de 2R meting (rechtsparasternaal) gebruik ik zelf dan ook eerst altijd even een gewone 5 MHz transducer (met het merkteken naar de klep toe). Nadat de patiënt op zijn rechterzij is gedraaid kun je met behulp van colordoppler precies zien waar de turbulente flow die je wilt meten zich bevindt alsmede de hoek waaronder deze valt. Als je op die plaats overpakt naar de pencil probe is het veel makkelijker om met behulp van kleine kantelingen hier een mooi, maximaal signaal uit te halen. (De flow gaat nu naar boven en komt dus naar je toe.)
Er wordt geadviseerd om deze meting te doen als je apicaal >3 m/sec meet. Daaronder kun je vaak volstaan met de 3 en/of 5 kameropname. Ook suprasternaal of zelfs subcostaal lukt het soms om de snelheid goed te meten.
Zie voor meer informatie omtrent 2R metingen het artikel “het rechtsparasternale venster” op HartfunctiePlatform.nl.
We meten de LVOT-diameter inner- inner site in een zoom opname. Idealiter wordt de LVOT midsystolisch gemeten. In de praktijk wordt deze echter vaak gemeten in het systolische frame welke de grootste diameter laat zien. De diameter zit meestal tussen de 20 en 24 mm. Vaak is het meten van de LVOT-diameter lastig, vooral als er veel kalk in de klep zit.
Meestal zullen we de diameter overnemen van voorgaande echo’s. Je dient deze meting echter te controleren. Wanneer je collega deze niet goed heeft gemeten dien je deze te veranderen en dat in je verslag aan te geven. Soms is er een TEE gedaan en kan je die LVOT-diameter overnemen. De LVOT-diameter overnemen uit een CT of 3D echo wordt beschreven, dat doen wij momenteel nog niet.
Indien de LVOT-diameter niet betrouwbaar te meten is: meet het dan niet! Dan hebben we geen AVA, maar nog wel een dimensieloze index (DI). De “dimensieloze index” ook wel genoemd “velocity ratio”(VTI ratio = VTI lvot/ VTI AV) is vaak een betrouwbaardere maat van de ernst van AS dan enkel de verhouding van de snelheden. Een DI van 1 is normaal, een DI < 0,25 pleit voor een ernstige AS.
Meet onderstaande aorta-dimensies “leading edge naar leading edge”:
Beoordeel daarnaast de aorta descendens met doppler op eventuele aanwezigheid van een coarctatio aortae.
In de onderstaande tabel zijn de waarden met elkaar in overeenstemming. We zitten op de grens van matig naar net ernstige AS.
Metingen en berekeningen | Waarden |
Maximale AoV velocity: | 4 m/s |
MnG | 40 mmHg |
DI | 0.25 |
AVA | 1 cm2 |
Indien de maximale snelheid en MnG met elkaar in overeenstemming zijn, maar de AVA past daar niet bij, controleer dan:
Indien er in het bovenstaande geval bijvoorbeeld een AVA van 0,6 cm2 (<< 1 cm2) wordt berekend dan is er discrepantie. Dikwijls is de LVOT-diameter dan te krap gemeten. (Omgekeerd komt overigens ook voor.)
Ook indien de LVOT-snelheid te ver van de klep wordt gemeten en er daardoor een foutief laag slagvolume wordt berekend (< 35 cc/m2 bij een goede systolische kamerfunctie) wordt de AVA onderschat. Er ontstaat daarbij een discrepantie in de gemeten maximale snelheid en gemiddelde gradiënt enerzijds en AVA en DI anderzijds. Ook wordt het sample volume soms niet midden in de flow maar te veel naar het septum of te veel naar het mitralisklepblad gezet.
Discrepanties moet je echt proberen te voorkomen. Kijk dus altijd of het berekende SV overeenkomt met de systolische LVF. Want als je in je verslag noemt dat een LV goed contraheert is het vreemd als je berekende SV (uit de LVOT TVI trace met LVOT-diameter) << 35 cc/m2. In dat geval moet je extra alert zijn of het sample volume wel goed geplaatst is (of dat er subvalvulair iets aan de hand is). Kom je er niet uit, vermeld dat dan in je verslag: “discrepantie in de metingen, eci”.
Mijn ervaring is dat er zelden te dicht op een klep wordt gemeten, maar wel vaak te ver er vandaan om maar op een LVOT-snelheid van 1 m/sec te komen (wat gemiddeld normaal is). Is er bijvoorbeeld sprake van een sigmoïd septum of flinke LVH, dan kan de snelheid echt wel 1,5 m/sec of hoger zijn. En dat beïnvloedt de interpretatie van de metingen.
In enkele gevallen is het overigens wel zo dat het SV veel kleiner is dan je zou vermoeden als je naar de pompfunctie kijkt. Dot wordt beschreven bij de paradoxale low-flow low-gradiënt aortaklepstenose en wordt besproken in deel 2 van dit artikel. Het SV kan ook soms worden overschat als de patiënt een fors gedilateerde LVOT heeft. Dit komt echter niet veel voor.
Het indexeren van de AVA is alleen in bepaalde gevallen nuttig. Bijvoorbeeld bij kinderen en kleine adolescenten (welke echt een klein klepoppervlak kunnen hebben) en hele grote mensen. Bij hele zware mensen heeft het echter vaak geen zin. Veel massa heeft namelijk geen invloed op de grootte van het klepoppervlak, dat vergroot niet mee. Door het hoge BMI en daarmee de grotere BSA corrigeer je in feite te veel indien je de waarden indexeert.
Maak een volledig verslag. Alles moet daarbij logisch bij elkaar staan. Probeer te voorkomen dat de superviserend cardioloog moet zoeken naar de voor dit specifieke onderzoek relevante metingen. De cardioloog wil daarbij graag weten of het een matige of reeds ernstige AS betreft. Schrijft dus liever niet “matig/ernstig” als conclusie als metingen elkaar tegenspreken.
Om het onderzoek goed te kunnen interpreteren en vergelijken met een eerder of volgend echo-onderzoek dienen de volgende zaken onderdeel te zijn van het verslag:
– Het hartritme tijdens het onderzoek
– De hartfrequentie tijdens de metingen
– De bloeddruk indien mogelijk
– De anatomie van de aortaklep (bicuspide of tricuspide)
– Een inschatting van de mate van calcificatie.
Dit kan lastig zijn en is bijvoorbeeld erg afhankelijk van de gainsetting en second harmonics. De mate van calcificatie heeft echter voorspellende waarde over het ontstaan van hartfalen en daarmee de timing van eventuele aortaklepvervanging en overlijden. Soms zal de cardioloog een CT calciumscore laten verrichten, vooral als ernst van de AS met echo alleen niet goed kan worden ingeschat
– De maximale snelheid en MnG
Met doppler worden snelheden gemeten, geen drukken. Het heeft geen toegevoegde waarde om PG te vermelden. Schrijf daarom enkel de maximale snelheid op zoals geadviseerd in de bovengenoemde recommendations.
– Vermeld waar de hoogste gradiënt is gemeten
Het komt vaak voor dat bijvoorbeeld 2R een veel hogere snelheid wordt gemeten dan apicaal. Als je dat niet vermeldt kan je collega de volgende keer een veel lagere snelheid meten indien deze bijvoorbeeld alleen apicaal meet en 2R verzuimd of ten onrechte denkt de maximale snelheid te hebben gevonden. Dit komt in de praktijk regelmatig voor. Andersom kan ook: dan kan het lijken of er snelle progressie is van de AS terwijl er alleen maar bij het tweede echo op een andere, betere plaats is gemeten en het vorige onderzoek de maximale snelheid is onderschat.
– De mate van progressie van een AS
Normaal zal de maximaal gemeten snelheid gemiddeld ca 0.3 m/sec toenemen per jaar. Men zal het echo bij geringe AS meestal herhalen na 3 jaar, bij matige of ernstige AS na 1 jaar. Indien de toename van de snelheid bij een individu veel sneller gaat dan 0,3 m/s per jaar dan moet het echo wellicht eerder worden herhaald.
– Vermeld wanneer er een lagere maximale snelheid/gradiënt wordt gemeten
Men kan bijvoorbeeld een lagere snelheid meten t.g.v. een meetfout (ander venster/andere hoek), achteruitgang van de kamerfunctie, andere frequentie, indien de patiënt vorige keer anemie had waardoor het slagvolume is veranderd, etc. etc. Kijk dus altijd terug naar wat er bij het vorig echo is gemeten.
– De systolische LVF, inclusief EF en SV
Deze zijn bepalend zijn voor de gemeten snelheden (zie ook low-flow AS).
– De schatting van vullingsdrukken (E/e’) en rechtsdrukken
Deze zijn belangrijk voor de prognose en medebepalend voor de eventuele ingreep die moet gaan plaatsvinden.
– De LV-wanddikte
Deze kan ook behulpzaam zijn bij het beoordelen van de ernst van de stenose (of kan wijzen op bijvoorbeeld bijkomende amyloïdose).
– Indien er tevens aortaklepinsufficiëntie (AI) is
Een belangrijke AI heeft invloed op de metingen.
– Vermeld of er mitralis-/tricuspidalisklepinsufficiëntie is
Dubbelkleplijden is belangrijk, door bijvoorbeeld een ernstige MI of MS kan men de ernst van een AS onderschatten. Het is tevens belangrijk voor de keuze van een eventuele interventie. Kan er worden voldaan met bijvoorbeeld een TAVI-procedure van alleen de AoV, of moeten er meerdere kleppen worden aangepakt om de klachten van de patiënt te verminderen? (De cardioloog zal vaak ook een CAG verrichten om een angineuze component uit te sluiten.)
– De diameter van de aorta ascendens
Dit is met name van belang bij en bicuspide aortaklep. De Ao asc. kan het best kan worden gemeten middels een extra opname van de aorta ascendens (vaak omhoog en wat meer lateraal t.o.v. PSLAX).
Opmerkingen en/of aanvullingen? Laat het weten!
Deel 2 van dit artikel vindt u hier